Canterlandseweg
De verbindingsweg van Leeuwarden naar de Trynwâlden, die loopt over Lekkum en Miedum naar Gytsjerk heet vanaf Lekkum: de Canterlandse weg.
Leden van twee Groningse regeringsgeslachten met de naam Canter speelden in de 16de en 17de eeuw in Fryslân een vooraanstaande bestuurlijke rol. De Friese tak van het ene geslacht begint bij Jacob Canter, die burgemeester van Leeuwarden was van in 1501 en 1526. Mede door hun invloed verwierven ze ook veel bezittingen en land in het gebied tussen Lekkum en de Trynwâlden. Voordat de weg door dit land de naam Canterlandse weg kreeg, gingen er wel heel wat jaren voorbij.
In 1867 werd vanaf Moaie Peal, de driesprong net ten noorden van Miedum, een al bestaande reed/onverharde weg rijklaar gemaakt voor het in die tijd steeds meer toenemende wegverkeer. Het Set in de Moark werd vervangen door een brug en daardoor werd de route van Leeuwarden naar Gytsjerk aanmerkelijk verbeterd. Vanaf die tijd kreeg deze weg met het gedeelte van Lekkum tot Moaie Peal de naam: Canterlandse weg. Het laatste stuk tot de Gytsjerksterhoeke heette toen nog Moarkswei. De naam Canterlandse weg van Lekkum tot Gytsjerk werd voor het eerst gebruikt rond 1920.
"De Kanterlânnen om" was in de vijftiger jaren – en nu nog steeds - een veel gehoorde spreuk van Leeuwarders die lopend of op de fiets via Lekkum, Miedum, Gytsjerk, Zwartewegsend en weer terug over de Groningerstraatweg naar de stad een hele of halve dag erop uit gingen.
Op de Pfeiferkaart van 1854 is de Canterlandse weg nog niet noordelijk van de kerk doorgetrokken naar het tolhuis op de viersprong.
In 1872 ligt er een verzoekschrift van de Hervormde kerk om een weg te mogen aanleggen van de Canterlandse brug tot het tolhek in Giekerk
Dirk Laverman Gytsjerk