Wetternammen
Namen van wateren rond Gytsjerk, tekst Dirk Laverman, Gytsjerk 2024
Sânfeart (1)
In 1879 is er voor het eerst sprake om “eene Zandvaart te graven vanuit de Murk naar het hartje van het Zandland bij de Kerk, waarnaar al sedert jaren reikhalzend is uitgezien, en waardoor de bloei van het dorp Giekerk voor de toekomst mag worden verzekerd geacht”. Het ging hierbij vanzelfsprekend om het winnen en verkopen van zand, een rijke bron van inkomsten in die tijd.
Tijdens de najaarsvergadering in 1912 van de Nederlandse Hervormde Kerk wordt besloten de Zandvaart door te trekken van de kerk tot aan de openbare school. De reden is dat dit van zeer groot belang zal zijn voor 't dorp Giekerk. Men zal nu “zoowel het Zuid- als het Westeinde van 't dorp per vaartuig kunnen bereiken “.
Natuurlijk is de continuering van de zandwinning een even doorslaggevende beweegreden geweest. Vandaar dat de werkzaamheden al in het voorjaar van 1913 zullen beginnen.
Giekerkervaart/opvaart (2)
In 1640 wordt al melding gemaakt van een molen op d’Riedswal in ons dorp. Niet lang daarna moet er van de Ryd naar “de Molen aan de Straatweg naar Leeuwarden” een vaarwater zijn aangelegd.
Deze Giekerker opvaart werd gegraven vanwege de rondom de molen ontstane bedrijvigheid, die baat had bij een goede aan-en afvoer naar de doorgaande waterweg richting Leeuwarden, Dokkum en Veenwouden.
Later deed de Riedswal ook dienst als haven waar “het VEER-en BEURTSCHIP, Varende Giekerk op Leeuwarden vice versa een ligplaats had.
Ook legden turfschippers en zandschippers aan in de haven en van enkele turfschippers is bekend dat ze hier hun thuishaven hadden.
Weeshuisopvaart/ Schiersloot (3) De Ryd
Tegenover het Miedumerdjip of Ake, dat uitmondt in de Moark, gaat de Weeshuisopvaart naar het oosten de Weeshuispolder in, een polder met de naam van de vroegere eigenaar: het OldBurgerWeeshuis (OBW) te Leeuwarden.
Ooit heette deze vaart de Schiersloot en was het de oude dorpsgrens tussen Ryptsjerk en Gytsjerk.
De naam schier heeft overduidelijk te maken met de grauwe en grijze kleur van het water.
BouwePet (4)
Een pet is een langgerekt, betrekkelijk smal en ondiep gat, dat door het graven van veen ontstaan is. Van de zo ook ontstane BouwePet maakte men later een “kanaal” om de turf naar Feanwâlden en Gytsjerk te vervoeren.
Het woord BouwePet vinden we terug in 1700 als Buwesloot, daarna in 1718 als Bouwesloot en tenslotte is de Bouwepet.
De Buwesloot heeft zondermeer zijn naam te danken aan het BUWEklooster, een nonnenklooster in Drogeham. Het werd gesticht door
Buve Harkema die in 1240 bij Augustinusga woonde.
Dat klooster was een uithof van het klooster Mariëngaarde in Hallum en behalve geestelijke zaken hield dit klooster zich bezig
met verveningen en turfgraverijen oa in het westen van Tytsjerksteradiel bij Ryptsjerk.
De naam Ryd – Rid/Ried/Reit enz. - als aanduiding voor water komt veel voor en betekent een natuurlijk water, een stroompje dat uitkomt in een grotere stroom en als waterafvoer dient. Bovendien gaat men ervan uit dat het een niet gegraven waterloop is
Kooiboutfeart (6)
De Koaiboutfeart/Kooiboetvaart is in feart dy’t de ferbining foarmet tusken de noardkant fan it Sierdswiel en De Ryd besuden it doarp.
Het middenstuk van de naam, bout, boet of bût heeft veel betekenissen, waarvan de meeste niet aansluiten bij de betekenis van de naam van de vaart.
Waarschijnlijk betekent het woord gewoon buiten en hebben we hier te maken met de vaart buiten de kooi. Met die kooi wordt dan bedoeld de eendenkooi ten noorden van de Sierdswiel.
NB. In het woord bûthús/koeienstal betekent bût buiten en is bûthús: de plek voor de koeien buiten het woongedeelte.
Fammegat/Fammensgat (7)
Een ondiep deel aan de noordkant van de Ryd waar vroeger enkele meisjes verdronken of door het ijs zijn gezakt.
Sierdswiel (8)
Rond 1200 werd in het gebied tussen Feanwâlden en de Trynwâlden in opdracht van het klooster Mariëngaarde uit Hallum door de plaatselijke bevolking turf gewonnen uit veen. Vele woudbewoners zijn hier werkzaam in de turfgraverij vermeldt de levensbeschrijving van Siardus/Sierd
(1194-1230) abt van dit klooster.
Het gevolg van die turfwinning was wel dat er veenplassen ontstonden, o.a.de Wielen, die door golfslag en stormen verder werden vergroot.
De genoemde abt Siardus/Sierd van Mariëngaarde genoot tijdens zijn leven en lang daarna een grote naamsbekendheid in het veengebied van de “wouden” en het is mogelijk dat de de Sierdswiel naar hem is genoemd, ook denkbaar als naamgever is de voorname Giekerker boer Syds Wiggersma, die eind veertiende eeuw veel land - bijna 5 ha bouwland, 7 ha grasland en een halve ha hooiland - bezat aan de zuidkant van het dorp.
Moark (9)
Waar het Alddiel vanaf Leeuwarden precies overgaat in de Moark is onzeker– op kaarten is dat niet even duidelijk - maar in elk geval vindt deze overgang plaats nabij het Miedumerdjip of Ake, de verbindingsvaart tussen de Dokkumer Ie en de Moark..
Toen in de 12e eeuw de Wielen ontstonden – Sierdswiel, Houtwielen en Grutte Wielen – met rondom een moerassig gebied, werd het voor de afwatering noodzakelijk het Alddiel en de Moark te graven
Over de naam Moark is veel geschreven. Het kan donker water betekenen, het komt van moarre/moeras en bovendien is er dan ook nog de naam van wollegras/veenpluis, dat in het Fries moark heet en dat bij de Moark groeide.
Sûbêd (10)
Net ten noorden van de Canterlandse brug bevond zich vroeger een verbreding van de Moark, die later verlandde in een moeras/rietpoel. De naam betekent het zuidelijk bed van de Moark.
Pierefeart (11)
Deze kleine opvaart mondt uit in de Moark, ten noorden van en evenwijdig aan de Sânfeart De feart is van een zekere Pier
,